Home Nieuws AlgemeenDe schaduwkant van ‘duurzame’ palmolie: hoe complexe bedrijfsstructuren grootschalige ontbossing verhullen
Ze leken zo goed op weg. Zuivelgigant FrieslandCampina had zich voorgenomen om voor 2030 alle ontbossing te weren uit de toeleveringsketen. En dankzij een internationaal keurmerk dacht het bedrijf dit doel – in elk geval voor het gebruik van palmolie – al ruim voor de deadline behaald te hebben.
Het Friese zuivelbedrijf verwerkt jaarlijks meer dan 125 duizend ton palmolie in onder meer koffiecreamer, slagroom en gecondenseerde melk. Sinds 2011 gebruikt het alleen nog palmolie met een certificaat van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO). Deze non-profitorganisatie voert het keurmerk Certified Sustainable Palm Oil, dat onder meer door palmolieproducenten, tussenhandelaren en afnemers is opgesteld.
Gesteund door die certificaten claimt FrieslandCampina ‘100 procent duurzame grondstoffen’ in te kopen. Zelfs als het palmolie afneemt van First Resources, een Indonesisch familiebedrijf dat aan de beurs van Singapore genoteerd staat. Het bedrijf is al sinds 2008 aangesloten bij de RSPO en committeert zich sinds 2015 expliciet aan ‘ontbossingsvrije’ palmolie.
Een maandenlang onderzoek van de journalistieke non-profitorganisatie The Gecko Project, waarmee Follow the Money en het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ) samenwerkten, toont echter aan dat dit bedrijf ondanks de duurzaamheidscertificaten betrokken is bij boskap op Borneo. Sterker nog: een complex netwerk van schaduwbedrijven verhult dat First Resources de grootste ontbosser voor palmolie in heel Zuidoost-Azië is.
Hoewel FrieslandCampina al jaren claimt ‘duurzame’ palmolie in te kopen, draagt de zuivelreus in werkelijkheid dus nog steeds bij aan de verwoesting van regenwoud en de schending van land- en mensenrechten.
‘Wij handhaven integriteit’
Oost-Kalimantan, Borneo, 2017. Het geluid van een naderende helikopter zwelt aan boven een palmolieplantage. De arbeiders staan, opgesteld in een rij, te wachten. Al dagen zien ze op tegen dit moment: de plantage-eigenaar komt hun werk inspecteren. Veel arbeiders hebben tijdens de stressvolle voorbereidingen op de inspectie het bezoek aan de kerk of moskee laten schieten uit angst voor ontslag. ‘We vreesden de eigenaar meer dan God,’ vertelt Ujang, een van de veertien arbeiders met wie The Gecko Project sprak.
De man die uit de helikopter met het bedrijfslogo van First Resources stapt is Cik Sigih Fangiono. Hij en zijn broer Ciliandra zijn de bazen van het snelgroeiende familiebedrijf. De arbeiders schudden Fangiono’s hand, waarna deze in een klaarstaande auto stapt.
De vrees van Ujang en zijn collega’s voor de strenge baas bleek echter voor niets. De auto rijdt helemaal niet naar de First Resources-plantage, maar slaat af naar die van een ander bedrijf: New Borneo Agri (NBA).
Cik Sigih inspecteert vaker palmolieplantages die officieel geen eigendom van First Resources zijn. Dat blijkt uit interviews van The Gecko Project met Ujang en anderen die tussen 2011 en 2022 in dienst waren bij bedrijven gelinkt aan de Fangiono-familie. Zij bevestigen dat New Borneo Agri en twee andere niet-gecertificeerde palmolieproducenten sterk verweven zijn met First Resources.
Lambok, een van de andere geïnterviewden, legt uit hoe hij deelnam aan een interne opleiding van First Resources. Na het behalen van zijn diploma moest hij naar het afgelegen en heuvelachtige Long Bagun op Kalimantan.
‘Ik was in de war,’ vertelt Lambok. First Resources had daar toch helemaal geen plantage? Hij werd naar een locatie van Fangiono Agro Plantation gestuurd, een op papier zelfstandige producent van palmolie die tegenwoordig bekendstaat als FAP Agri. Zijn manager verzekerde hem dat dit bedrijf onderdeel was van First Resources.
Zes geïnterviewden verklaren hoe zij na dezelfde opleiding tussen 2011 en 2018 aan het werk gingen bij een plantage van FAP Agri of NBA. Als ze langere tijd bij een van de drie bedrijven werken, worden ze overgeplaatst naar een ander.
In de praktijk bestaat er weinig onderscheid tussen First Resources, FAP Agri en New Borneo Agri. Een geïnterviewde legt uit dat hij een uniform van First Resources aan moest op een plantage van FAP Agri. Een andere herinnert zich de First Resources-vlaggen die overal wapperden. En Lambok vertelt hoe de medewerkers van FAP Agri elke ochtend de First Resources-mars zongen:
Wij zijn de First Resources-groep, vastbesloten om uit te blinken in agribusiness.
Met onze groeiende loyaliteit, zijn we er trots op deel uit te maken van u.
Wij handhaven integriteit. Eén woord, met daad.
Ook op kantoor liepen de activiteiten van de drie bedrijven naadloos in elkaar over. Als medewerkers van FAP Agri en NBA hun computers openden, kwamen ze in het IT-systeem van First Resources. Documenten in het bezit van The Gecko Project tonen bovendien aan dat medewerkers van First Resources optraden als juridisch vertegenwoordiger van plantages die eigenlijk onder New Borneo Agri vielen.
‘Vanaf het begin wist ik: het is allemaal First Resources,’ zegt een medewerker die meerdere jaren in verschillende functies bij First Resources en de daaraan gelinkte schaduwbedrijven werkte. ‘Het management is hetzelfde, heel veel is hetzelfde. Niemand vond dat vreemd.’
Op de plantages, in de trainingscentra, en op kantoor – overal functioneerden de bedrijven als één onderneming. Toch heeft First Resources, dat van de groep bedrijven als enige het duurzame-palmoliekeurmerk van de RSPO mocht voeren, dat publiekelijk altijd ontkend.
Jongste miljardair van Indonesië
Het opereren met schaduwbedrijven blijkt een beproefde techniek binnen de Fangiono-familie. First Resources, opgericht in 1992, is ontstaan uit het houtkapbedrijf van vader Martias. In de jaren tachtig bouwde hij een succesvol handelsimperium in hardhout op aan de oostkust van Sumatra.
Begin 2000 lekte uit dat Martias met een dozijn bedrijfjes illegaal palmolievergunningen voor grote stukken regenwoud had opgekocht. Op papier was hij niet verantwoordelijk voor de individuele ondernemingen, in de praktijk stuurde hij ze wel aan.
Het breed uitgemeten schandaal leidde er in 2007 toe dat Martias en de gouverneur van Oost-Kalimantan werden veroordeeld tot een miljoenenboete en een celstraf wegens corruptie. Voor Ciliandra Fangiono kwam dat niet goed uit. De dertigjarige zoon was net aangetreden als ceo van First Resources en bezig om het bedrijf naar de beurs van Singapore te brengen. Het zou hem de jongste miljardair van Indonesië maken.
Hiervoor moest Ciliandra zich eerst zuiveren van het gehavende imago van zijn vader, dat de waarde van zijn net uitgegeven aandelen dreigde te laten kelderen. Hoewel uit documenten naar voren komt dat pater familias Martias een van de oprichters van First Resources is, claimden zes kinderen van Martias dat het palmoliebedrijf in hun handen was. Vader zou er zelf niets meer mee van doen hebben.
Een andere manier om investeerders gerust te stellen was het lidmaatschap van de RSPO. Vrijwel direct na de beursgang sloot First Resources zich aan bij het toen nog jonge netwerk van palmolieproducenten, handelaren, supermarkten en milieugroepen, dat als doel heeft om het gebruik van duurzame palmolie te stimuleren. In de beginjaren van de RSPO betekende lidmaatschap van de organisatie toewijding aan milieubescherming en respect voor inheemse rechten, wat gezien het gedeukte aanzien van de Fangiono’s goed van pas kwam.
Voor milieugroep Greenpeace gingen de principes van de RSPO echter al snel niet ver genoeg meer. RSPO-leden konden namelijk nog steeds bos kappen, mits het geen oerbos was en er geen bedreigde diersoorten zoals de orang-oetan in leefden. Onder toenemende maatschappelijke druk zagen palmolieproducenten en -handelaren zich genoodzaakt een stap verder te gaan en elke vorm van ontbossing af te zweren.
Ook First Resources ging uiteindelijk overstag. In 2015 begonnen de Fangiono’s met een ‘zero-deforestation’-beleid, wat ook zou gelden voor de eigen leveranciers. Hierdoor kon First Resources grote fabrikanten van consumentenproducten met een steeds strenger duurzaamheidsbeleid, zoals PepsiCo, Colgate-Palmolive en Procter & Gamble, tot zijn klanten blijven rekenen. In Nederland neemt onder andere FrieslandCampina palmolie van First Resources af.
Publiek geheim
In 2018 werd in onderzoeken van onder meer Greenpeace en Milieudefensie al vastgesteld dat verschillende schaduwbedrijfjes die flinke stukken bos kappen in handen zijn van de Fangiono-familie. Het bedrijf FAP Agri, waar Lambok na zijn opleiding aan de slag ging, blijkt zich structureel schuldig te maken aan milieu- en mensenrechtenschendingen. Het vernietigt bijvoorbeeld bos op land dat toebehoort aan het inheemse Dajak-volk. Ook Ciliandry Anky Abadi (CAA), een palmolieproducent die verantwoordelijk is voor duizenden hectare ontbossing in orang-oetanhabitats, wordt in verband gebracht met de Fangiono’s. Omdat de twee ondergrondse dochterbedrijven geen lid zijn van de RSPO kunnen ze ‘in heel Kalimantan vrijwel straffeloos opereren’, staat in een onderzoek van de ngo Forest Peoples Programme.
In de rapporten komt de naam ‘Sulaidy-groep’ voor als de grootste ontbosser van allemaal. Volgens Greenpeace heeft First Resources hechte banden met dit bedrijf. Maar wie werkelijk achter de Sulaidy-groep schuilgaat bleef jarenlang onduidelijk, omdat de hoofdaandeelhouder geregistreerd staat op de Britse Maagdeneilanden, een notoir belastingparadijs.
Nieuw onderzoek van The Gecko Project naar notariële akten (zie ook het kader hieronder) maakt duidelijk dat deze groep ook tot het Fangiono-imperium behoort: de Sulaidy-groep staat intern bekend als New Borneo Agri, het bedrijf waar Cik Sigih Fangiono in 2017 op inspectie ging. Alleen al deze groep plantages was tussen 2018 en 2022 goed voor meer dan 25.000 hectare gekapt bos, een oppervlakte groter dan de gemeente Amsterdam.
Het beeld van één firma, dat uit de eigendomspapieren naar voren komt, strookt met de verklaringen van de voormalige werknemers als Ujang and Lambok. ‘In de wereld van palmolieplantages lijkt dit gebruikelijk,’ zegt een van hen over het gebruik van de schaduwbedrijven. ‘Het is een publiek geheim.’
Door zich bij de RSPO aan te sluiten bouwde First Resources een duurzame reputatie op, waarmee het toegang hield tot Westerse consumentenmarkten. Maar via FAP Agri, CAA en Sulaidy/NBA ging het op de oude voet door met bos kappen.
In 2008, het jaar dat First Resources lid werd van de RSPO, nam de aan FAP Agri gelinkte ontbossing flink toe. Bosverlies door dit zogenaamd onafhankelijke bedrijf steeg in een klap van enkele honderden hectare naar meer dan achtduizend hectare. Het jaar daarop verdubbelde de ontbossing bijna nog een keer.
Na 2015, toen First Resources alle boskap publiekelijk afzwoer, verschoof het de ontbossing naar zijn andere schaduwbedrijven. Terwijl de impact van FAP Agri afnam was het de nieuwe Sulaidy-groep - intern bekend als New Borneo Agri - die het vuile werk overnam. Na jaren relatief weinig ontbossing te hebben veroorzaakt, piekt dit bedrijf opeens met meer dan vierduizend hectare per jaar. Onder meer rond de NBA-plantage die Cik Sigih Fangiono in 2017 bezocht werd in de afgelopen jaren honderden hectare bos gekapt.
Sinds First Resources zich in 2008 commiteerde aan de regels van de RSPO, vernietigden de drie schaduwbedrijven samen bijna honderdduizend hectare regenwoud in Indonesië, een gebied ongeveer zo groot als twee keer de Noordoostpolder.
‘Aan de orde van de dag’
Uit lijsten die FrieslandCampina openbaar maakt, blijkt dat het zuivelbedrijf in 2022 palmolie afnam van vijf palmolie-molens op Kalimantan die onder de First Resources-groep vallen, waaronder twee FAP Agri-molens.
Hoewel dit slechts een klein deel betreft van de honderden molens waar FrieslandCampina palmolie vandaan haalt, staat het haaks op de claim ‘100 procent duurzaam’ in te kopen. Het bedrijf zegt vastbesloten te zijn alle ontbossing uit de eigen keten te willen weren, maar erkent dat er ruimte is voor verbetering’. ‘Zo werken we actief aan het verbeteren van de traceerbaarheid [van palmolie, red.]. Wij zijn van mening dat transparantie over deze uitdagingen belangrijk is om vertrouwen op te bouwen en positieve veranderingen in de sector te bewerkstelligen.’
FrieslandCampina zegt om opheldering te hebben gevraagd bij zijn eigen leveranciers Wilmar en Bunge, twee grote agrarische handelshuizen die allebei een raffinaderij in de Rotterdamse haven beheren. Dat de twee nog afnemen bij First Resources is opvallend, aangezien beide bedrijven al in 2018 tegen Greenpeace zeiden stappen te hebben gezet om de Fangiono-bedrijven uit hun toeleveringsketen te weren.
Alle genoemde bedrijven zeggen het lopende onderzoek van de RSPO naar First Resources af te wachten. Al in het voorjaar van 2021 ontving de RSPO namelijk een anonieme klacht over First Resources, waarin het bedrijf verweten werd het eigenaarschap over FAP Agri en CAA verborgen te hebben gehouden. Deze klacht had echter geen betrekking op de nieuwe aanwijzingen dat ook NBA tot de First Resourcesgroep behoort.
Ruim twee jaar later lijkt de zaak nog weinig opgeschoten. Pas afgelopen augustus stelde de RSPO een ‘onafhankelijk onderzoeker’ aan om de kwestie te beoordelen.
Volgens Danielle van Oijen, campaigner op het gebied van ontbossing bij Milieudefensie, is wachten op de RSPO niet genoeg. ‘Het klachtenmechanisme van RSPO is totaal vastgelopen,’ zegt ze. ‘Als je een beetje serieus bent [over ontbossing, red.] moet je connecties met dit soort bedrijven te allen tijde voorkomen en de banden meteen verbreken zodra er indicaties van problemen zijn.’
Dat dit niet onmogelijk is, blijkt uit het feit dat FrieslandCampina eerder dit jaar stopte met het afnemen van palmolie bij een ander Indonesisch bedrijf na berichten van Milieudefensie over de betrokkenheid van deze producent bij ontbossing en mensenrechtenschendingen op het eiland Sulawesi.
Van Oijen, net terug van een onderzoek in Indonesië, benadrukt dat het gebruik van complexe bedrijfsstructuren om onder strengere regelgeving uit te komen in Indonesië aan de orde van de dag is. ‘Je ziet in de top-10 van grote ontbossers een heleboel bedrijfsnamen staan waarvan niet duidelijk te achterhalen is wie de eigenaren zijn. Dat zegt eigenlijk al genoeg.’
Stap vooruit
De Roundtable on Sustainable Palm Oil viert deze week zijn twintigste verjaardag tijdens een algemene ledenvergadering in Jakarta. Onder de noemer ‘Partners for the Next 20’ zal er gediscussieerd worden over de toekomst van RSPO-certificering en de traceerbaarheid van palmolie in toeleveringsketens.
Op de vraag wat de gevolgen zouden zijn wanneer de beschuldigingen tegen First Resources gegrond worden verklaard, wil de organisatie niet reageren. De RSPO verdedigt de lange tijd die nodig is om de klachten af te handelen met het argument dat het ‘complexe beschuldigingen’ betreft die ‘zorgvuldig moeten worden uitgezocht’.
Strenger optreden tegen ontbossing door schaduwbedrijven zal hoe dan ook nodig zijn om aan nieuwe Europese ontbossingswetgeving te voldoen, die eind volgend jaar in gaat.
Onder de nieuwe regelgeving moet palmolie traceerbaar zijn tot aan de plantage. En van die plantage moet aangetoond zijn dat er na 2020 niet meer ontbost is. ‘Een enorme stap vooruit,’ noemt Van Oijen het. ‘De RSPO voldoet hier totaal niet aan. In de nieuwe wet staat heel duidelijk dat certificering onvoldoende is. Bedrijven moeten veel meer doen om aan de eisen van traceerbaarheid en ontbossingsvrije productie te voldoen’